Wist u dat verschillende Interreg VI-projecten zich bezighouden met het thema „kansen voor een grensoverschrijdende circulaire economie”?

Het regionale programmamanagement van Interreg uit Gronau ging in gesprek met Thomas Melchert van de Handwerkskammer Münster (projectleider Two4C) en Martin Gründkemeyer van Netzwerkoberfläche NRW e.V. (projectleider X-Lives) om meer over het thema circulaire economie te horen. De Interreg-projecten Two4C en X-Lives zijn kort na elkaar gestart met de uitvoering en hebben met soortgelijke onderwerpen te maken. Met dit interview willen we laten zien dat er synergiën kunnen ontstaan tussen projecten en dat Interreg-projecten niet met elkaar concurreren maar elkaar juist kunnen aanvullen. Two4C en X-Lives zijn hier goede praktijkvoorbeelden van.

Wat is in een paar zinnen het centrale thema van het project dat jullie uitvoeren (respectievelijk voor Two4C en X-Lives)?

De heer Melchert legt uit dat het Two4C-project erop gericht is om zoveel mogelijk kleine en middelgrote ondernemingen (MKB’s) uit vijf verschillende sectoren in actie te krijgen om het transformatieproces naar een meer “circulaire economie” te starten. Nu is een goed moment voor deze start, omdat is gebleken dat veel bedrijven hier nog niet echt mee bezig zijn. De heer Gründkemeyer van het “X-Lives” project bevestigt dat dit hem ook is opgevallen in zijn netwerk. Hoewel de grote bedrijven al enige tijd bezig zijn met het onderwerp van de circulaire economie, heeft het thema de MKB’s al wel bereikt, maar de prioriteiten liggen nog elders. Desondanks beseffen ze zich dat er iets moet gebeuren. Thomas Melchert licht nog toe dat uit een vooraf uitgevoerde haalbaarheidsstudie duidelijk is geworden dat het MKB ook op dit gebied ondersteuning zou willen. Het Two4C project bestaat uit verschillende werkpakketten, beginnend met een quick scan van de bedrijven om hun zogenaamde “circular readiness” te bepalen, het vormen van grensoverschrijdende tandems, “circular training” en tot slot het open deel van het project. In dit laatste deel kunnen MKB-bedrijven financiële steun krijgen voor een goed innovatief idee.

Martin Gründkemeyer voegt nog hieraan toe dat veel MKB’s eerst het economische aspect zien en denken: “hoeveel gaat me dit kosten? Dit wordt vaak gezien als een belemmering om het onderwerp actiever aan te pakken. De deelprojecten in het open deel van het project moeten MKB’s motiveren om zich meer met het onderwerp bezig te houden en intern processen te willen opstarten.

Waarom is grensoverschrijdend samenwerken voor beide projecten belangrijk?

Martin Gründkemeyer legt uit dat we al een gemeenschappelijke economische markt hebben, maar dat we toch grotendeels verschillende mentaliteiten en wetgevingen hebben. Er vindt wel steeds meer grensoverschrijdend plaats, zoals productleveringen en samenwerkingen tussen universiteiten. Maar toch heeft hij het gevoel dat deze cirkel, als het gaat om het thema afvalverwerking in de grensstreek, wordt onderbroken. Als voorbeeld noemt hij het statiegeldsysteem: in Nederland is recent het statiegeldsysteem voor kleine drankflesjes en blikjes ingevoerd. In Duitsland bestaat dit systeem echter al heel lang. Thomas Melchert vult aan dat hij in eerdere Interreg-projecten heeft gemerkt dat Nederland zich normaliter juist intensiever met het onderwerp circulaire economie heeft beziggehouden en dat men natuurlijk van elkaars kennis kan profiteren. Martin Gründkemeyer geeft ook aan dat grensoverschrijdend samenwerken al grotendeels werkt in de grondstoffensector, dus waarom zou het niet ook werken in de afvalrecycling?

Wat is de grootste uitdaging voor jullie projecten in de sector van de circulaire economie?

Martin Gründkemeyer legt uit dat de grootste uitdaging zal zijn om de deuren naar acceptatie te openen. Thomas Melchert stelt bovendien dat het Two4C-project tot doel heeft MKB’s te informeren over de mogelijkheden van circulaire processen. Uit gesprekken met MKB’s blijkt vaak dat zij zichzelf als de zwakste schakel in de keten zien en zich niet in staat voelen om als MKB de kartrekker te zijn voor dit thema. Maar het is wel een uitdaging om zoveel MKB-bedrijven te bereiken, vertelt Thomas Melchert. ‘’Het is niet zo eenvoudig als gedacht’’.  Martin Gründkemeyer vraagt vervolgens aan Thomas Melchert of hij kan inschatten hoeveel medewerkers de bedrijven hebben met wie hij samenwerkt. Thomas Melchert antwoord dat het bij metaalbedrijven niet zozeer om kleine organisaties gaat. Vaak zijn er 25 tot 80 medewerkers bij een bedrijf werkzaam. In elk bedrijf zou je iemand moeten hebben dit het thema circulaire economie aanpakt. Bij grotere bedrijven gebeurt dit vaak wel, maar hoe kleiner bedrijven zijn, hoe minder capaciteiten zij ervoor hebben.

Martin Gründkemeyer voegt nog toe dat met name MKB’s moeten worden voorgelicht, bijvoorbeeld door te wijzen op algemene procedures of de invoering van automatische procedures op basis van randvoorwaarden. Dat wil hij ook met X-Lives bereiken, waarbij bedrijven een ‘’Proof of concept’’ getoond zal worden. In het project Two4C gaat het met name om het thema voorlichting en in X-Lives worden procedures omgezet in de praktijk. Daarom vullen beide projecten elkaar ook goed aan. In het ene project wordt het bewustzijn gecreëerd en in het andere project wordt het prototype ontwikkeld om ook echt een nieuwe weg in te slaan.

Jullie wijzen er zelf op dat de twee projecten elkaar aanvullen. Er is dus geen sprake van concurrentie?

Nee, van concurrentie tussen de beide projecten is geen sprake, vertelt Martin Gründkemeyer. ‘’Eerder het tegenovergestelde’’. Ze werkten bij de aanvraagprocedure van de projecten ook al nauw samen. De twee projecten vullen elkaar perfect aan vanwege het bewustwordingsproces en het ontwikkelingsniveau van de respectieve partners. Iemand van het ene project zit zelfs in de adviesraad van het andere project om te weten te komen wat er aan de “andere kant” gebeurt. Er is dus altijd een uitwisseling. Thomas Melchert vermeldt ook dat in sommige gevallen bepaalde instellingen zelfs in beide adviesraden zitten, omdat ze veel kennis inbrengen in beide projecten. Het RPM voegt tijdens het gesprek toe dat hoewel de adviesraad een voorgeschreven regel is vanuit Interreg, de samenstelling van experts in deze raad wordt samengesteld door de projectpartners zelf. Het is met name belangrijk dat de leden kennis inbrengen, maar ook dat ze een groot netwerk hebben van bedrijven die bereikt kunnen worden.

En waarin verschillen de projecten juist van elkaar?

Martin Gründkemeyer legt uit dat partners van X-Lives pas naar hem toekomen als er echt een idee is die zij willen implementeren, terwijl in het Two4C-project deze ideeën vaak ontstaan tijdens bijv. een quick scan. In Two4C gaat het dus vooral om de voorlichting en in X-Lives om de implementatie. Het technische ontwikkelingsniveau ligt in X-Lives ook vaak wat hoger. Thomas Melchert voegt hier nog wel aan toe dat het in Two4C zeker ook mogelijk is om aan het einde van een quick scan een goed innovatief idee of product via de adviesraad aan de Stuurgroep voor te leggen die echt uitgevoerd mag worden; met andere woorden, dat wat je in X-Lives vanaf het begin doet, maar dan met een extra tussenstap.

“Het werkt dan meer als een trechter, waarbij we beginnen met het adviseren van tal van bedrijven over procedures voor een meer circulaire manier van werken en uiteindelijk met een aantal van hen daadwerkelijk de stap zetten om deze procedures in de praktijk om te zetten’’, vertelt heer Melchert.

Two4C en X-Lives hebben beide een open gedeelte in het project. Dit betekent dat ondernemers zich nog tijdens de projectperiode kunnen aanmelden om deel uit te maken van het project. Hoe inspireren jullie ondernemers om deze stap te zetten?

Volgens de heer Melchert worden de projectpartners gevonden via verschillende netwerken, maar ook door brochures uit te delen of door hen rechtstreeks te benaderen. Daarnaast zijn er al 5 of 6 presentaties gehouden, waar mensen ook geïnformeerd zijn over Two4C. Martin Gründkemeyer vertelt bovendien dat er al verschillende thematische workshops zijn gehouden in X-Lives aan beide zijden van de grens en dat deze nog steeds worden gehouden. Het doel is om Duitse en Nederlandse partners bij elkaar te brengen en hen te motiveren om ideeën uit te wisselen en, in het beste geval, samen een project te plannen en uit te voeren, vertelt Martin Gründkemeyer

 

Behoren jullie tot elkaars doelgroep? Dat wil zeggen, wonen projectpartners van X-Lives bijeenkomsten van Two4C bij en vice versa?

Thomas Melchert antwoordt dat er regelmatig interne bijeenkomsten plaatsvinden waar de projectpartners samenkomen en wanneer er onderwerpspecifieke evenementen of bijeenkomsten van adviesraden plaatsvinden, nodigen wij elkaar ook als vanzelfsprekend uit. Martin Gründkemeyer vindt het erg belangrijk in algemene zin dat mensen met elkaar praten. Hij vindt “netwerken” in digitale vorm niet zo geschikt en elkaar persoonlijk ontmoeten heeft meer impact. Tijdens face-to-face bijeenkomsten kun je je beter uitwisselen en met andere ondernemers praten over mogelijke nieuwe ideeën. Hij zegt ook dat in Two4C meer de ambachtelijke bedrijven worden aangesproken en in X-Lives de industriële bedrijven. De heer Melchert antwoordt dat het voor Two4C niet noodzakelijk doorslaggevend is of een MKB bij het IHK of HWK is geregistreerd. Elke onderneming die aan de criteria van een MKB voldoet, kan deelnemen.

X-Lives eindigt in het voorjaar van 2026 en Two4C in het voorjaar van 2027. Wat willen jullie bereikt hebben tegen het einde van de projectlooptijd?

Thomas Melchert geeft aan dat ze zeker de doelindicatoren die in de aanvraag zijn omschreven voor Two4C willen halen. En natuurlijk wil men iets blijvends ter beschikking hebben na het projecteinde. Hij heeft het regelmatig in lezingen over het transformatieproces naar een circulaire economie. Maar dan praat je al snel over een proces van 10 jaar of zelfs meer. Als het project in het voorjaar van 2027 eindigt, is het proces nog niet klaar. Het is ook belangrijk dat je door zo’n project een nieuw team kunt samenstellen die het daarna weer kunnen oppakken en MKB blijven benaderen met dergelijke onderwerpen over circulariteit.

Voor Martin Gründkemeyer is het duidelijk dat ze in het X-Lives-project bewezen voorbeelden willen hebben liggen. Het gaat dan in het bijzonder om benaderingen van oplossingen voor het recyclen van kunststoffen of composietmaterialen die nog niet eerder bestonden. X-Lives heeft naast het open projectdeel ook een vast kerndeel. Daar worden 4 a 5 technologieën ontwikkeld die een groot potentieel hebben om nieuwe recycling- en upcyclingprocessen te implementeren op de markt. Het gaat dan om werkwijzen om niet-herbruikbare materialen toch te kunnen blijven gebruiken in plaats van verbranden of dumpen. Het doel is om mogelijkheden te creëren voor serieuze recyclingmethoden naast de klassieke recyclingprocessen die niet altijd even duurzaam zijn. We bouwen als het ware een brug naar andere productiematerialen, zodat de keten van een product langer wordt. Het project wil praktische voorbeelden laten zien van hoe dit kan worden gedaan, bijvoorbeeld door materiaal om te zetten in een nieuw recyclebaar materiaal voor een andere sector.

Thomas Melchert voegt nog toe dat het project ook voor MKB’s een oplossing kan zijn om nieuwe innovaties op te pakken en nieuwe klantendoelgroepen aan te spreken. De projecten die in Two4C worden ontwikkeld moeten een vlaggenschipfunctie hebben. Dus anderen aanmoedigen om naar deze voorbeelden te komen kijken en erover na te denken. Er zullen zeker meer dan 100 bedrijven zijn die het transformatieproces met vele stappen gaan doorlopen en daarmee laten zij zien dat het hele proces naar een circulaire economie best behapbaar en realistisch is. De duurzaamheid van het project zal duidelijk worden aan het einde van het project, wanneer je oplossingsrichtingen kunt laten zien en misschien zelfs al voorbeelden hebt. Martin Gründkemeyer legt ook uit dat de financiering van het project een risicoverlaging betekent voor ondernemers, omdat het economische of technische risico voor de MKB’s gedeeltelijk gedragen wordt door het Interreg-programma. En door een “proof of concept” uit te voeren, bijvoorbeeld door een nieuwe technologie te ontwikkelen die nog niet op de markt is getest, laat je de bedrijven zien dat het werkt om te innoveren. Het risico wordt dan zeker verminderd. Je hebt dan een soort kader dat je kunt gebruiken, bijvoorbeeld hoe hoog de kosten mogen zijn en welke materialen je nodig hebt.

Voor beide projecten verstrekt de Europese Unie financiering uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Verder worden ze gefinancierd door het Ministerium für Bundes- und Europaangelegenheiten uit Niedersachsen en het Ministerium für Wirtschaft, Industrie, Klima und Energie uit NRW aan Duitse kant. Vanuit Nederland wordt het project mede gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.
Het project “Two4C” wordt ook financieel ondersteund door de provincies Overijssel, Gelderland, Drenthe, Flevoland, Friesland en Groningen.
En het project “X-Lives” krijgt extra financiële steun van de provincies Overijssel, Gelderland, Drenthe, Fryslan, Groningen, Limburg en Noord-Brabant.

Als u op de hoogte wilt blijven van deze projecten, houd dan graag deze website in de gaten. Hier zult u regelmatig updates vinden over de projectresultaten. Daarnaast beschikken beide projecten over een website die u kunt bekijken (Two4C und X-Lives).

Het interview werd begeleid door Carmen van der Sluis en Birgit Agten.