Wist u dat … onder meer de Katharinenschule in Alstätte en de Kreuzschule in Heek door de Bezirksregierung (districtsregering) Münster zijn aangewezen als Euregio-profielschool? Deze scholen bevorderen actief de culturele uitwisseling met en een beter begrip voor het buurland en de buurtaal in onze regio, te beginnen bij de jongste kinderen. Ter gelegenheid van deze benoeming spraken wij met de directrices Beda Lassernig van de Katharinenschule en Martina John van de Kreuzschule.
EUREGIO: Kunt u ons vertellen hoe het gekomen is om Nederlands aan te bieden op uw scholen?
John: Ik ben sinds 2005 hoofd van de Kreuzschule in Heek. Toen ik in Heek begon, had ik het Nederlands al in mijn rugzak. Ik heb zelf Nederlandse wortels. Ik heb familie die aan de andere kant van de grens woont. En ik had me al eerder met het Nederlands bezig gehouden op de school waar ik werkte. We werkten samen in een Interreg-project met scholen in Enschede en Winterswijk. Toen ik naar Heek kwam, was het heel belangrijk voor mij om ruimte te maken voor deze taal. In het begin, toen we nog een “Hauptschule” (ongeveer vergelijkbaar met VMBO B-K, red.) waren, begonnen we met een verplicht keuzevak. Omdat een tweede vreemde taal niet echt gebruikelijk is in de Hauptschule. Toen begonnen we met een schoolontwikkelingsproject. Wij hebben een aanvraag ingediend en zijn ook naar het Ministerie in Düsseldorf gegaan en hebben deze aanvraag daar ingediend, en toen kregen wij toestemming om leerlingen van de Hauptschule daadwerkelijk aan de Nederlandse lessen te laten deelnemen. En dat is echt heel succesvol geweest. We hebben heel veel leerlingen die Nederlands leren.
Lassernig: Ik begon in 1997 op deze school, toen het project “Begegnungssprache Niederländisch” al liep. Wij zijn dus al tientallen jaren verbonden met de Nederlandse context. Toen ik in 2005 directrice werd, woonden er veel Nederlandse gezinnen in Alstätte. Hun werk was vaak nog steeds in Nederland. Hun kinderen kregen Duitse les, maar konden hun Nederlandse taalvaardigheid nauwelijks gebruiken. Dat was een punt waarom we hiermee door wilden gaan. Dan waren er de naburige scholen of partnerscholen in Nederland waarmee wij contact hadden, ideeën uitwisselden en samen overlegden. Vroeger gebeurde dit in het kader van het Comenius project, inmiddels is het een partnerschool. Vanaf 2005 hebben wij dit partnerschap verder ontwikkeld. Het lag toen voor de hand om het Interreg-project hier in 2016/17 opnieuw op te starten en het in ons schoolprogramma op te nemen. Nederlands leren heeft een lange traditie op onze school.
EUREGIO: Hoe ziet het dagelijkse schoolleven eruit met betrekking tot het vroegtijdig leren van de buurtaal en hoe wordt het aanbod door de leerlingen en de ouders ontvangen?
Lassernig: Over het algemeen wordt het project zeer goed ontvangen. Ouders vragen bijna elk jaar om meer Nederlandse les. Op de basisschool ligt de nadruk op de mondelinge taalontwikkeling. Momenteel vormen alle kinderen de doelgroep vanwege het belang voor de grensregio, dus niet alleen de kinderen met eerdere Nederlandse ervaring. De lessen vinden plaats in werkgroepen of in tweetalige lessen. Op die manier profiteren alle kinderen. Wat de grammaticale structuren betreft, is het zinvol verder te gaan in de lessen “taal van herkomst”. Dit hangt echter altijd af van de beschikbaarheid van personeel.
John: Het palet strekt zich voor ons uit over verschillende gebieden. Om te beginnen krijgen de leerlingen in leerjaar 5 of 6 (groep 7 / 8, red.) de kans om eerste ervaringen op te doen. Wij noemen dat “snuffellessen Nederlands”, of om voort te bouwen op hun ervaringen van de basisschool. Vanaf het zesde leerjaar bieden wij Nederlands als tweede vreemde taal aan, en als leerlingen daarvoor kiezen, wordt het een hoofdvak. Bovendien is er voor degenen die het niet als hoofdvak hebben gekozen, nog steeds de mogelijkheid om mee te doen en een eerste taalervaring op te doen. In feite is het onze bedoeling het vak zo lang te onderwijzen als nodig is om het bewijs van verwerving van een tweede vreemde taal bij de instroom in de bovenbouw te leveren. Dit valt zeer goed bij ouders en leerlingen.
EUREGIO: Wat is de betekenis van het certificaat “Euregio-profielschool” en welke invloed heeft het tot nu toe op het dagelijkse schoolleven?
John: Wel, in 2009/2010, toen we de structuur van de school veranderden – we werden een netwerkschool – hechtten we in de eerste plaats veel belang aan het vinden van Nederlandse partnerscholen. Want een taal levend leren is nog altijd veel, veel boeiender dan een taal uit een boek leren. Wij hebben al 12 jaar een partnerschool, het Christelijk College Schaersvoorde, gevestigd in Aalten. We hebben een uitwisselingsprogramma met hen. Dit werd aanvankelijk met enige aarzeling aanvaard. Maar ik heb altijd gezegd dat dit een kleine plant is waar we goed voor moeten zorgen. En inmiddels is de cursus echt vol. Dat is de ene steunpilaar. Dat is heel belangrijk voor ons: levende taal leren. Nadat we om verschillende redenen geen Nederlandse partnerschool kregen toegewezen in het project “Spreek je Buurtaal”, zijn we op eigen initiatief op zoek gegaan naar een partnerschool uit het basisonderwijs in Enschede. Sindsdien werken we samen met verschillende scholen in Enschede, die samen ook Erasmus-financiering ontvangen, en ons deelproject met de Prinseschool in Enschede is gericht op wetenschappelijke experimenten. Dat maakt deel uit van het dagelijkse schoolleven en, om de vraag nogmaals te beantwoorden, het maakt ook deel uit van ons schoolprogramma. Het certificaat “Euregio-school” is eigenlijk, moet ik eerlijk zeggen, een onderscheiding voor het feit dat wij al zoveel jaren intensief grensoverschrijdend werken. Het certificaat zelf heeft dit niet gecreëerd, het was er al eerder. Wij vinden het nu een prachtige onderscheiding voor ons werk.
Lassernig: Wij hebben twee collega’s die reeds in hun eigen basisschooltijd met het Nederlands in aanraking zijn gekomen. Tijdens de projectfase hebben zij hun kennis uitgebreid in de module “Bijscholing voor leraren Nederlands”: een centraal punt in het kader van het certificaat. Voorheen hadden wij niet de gelegenheid om zoveel Nederlandse cursussen te volgen. En dan was en is er natuurlijk de Nederlandse didactiek en methodiekopleiding. De leraren komen vier keer per jaar bijeen om ideeën uit te wisselen en materiaal te creëren voor geschikte methoden op basisschoolniveau, b.v. voor snelle faseveranderingen bij het leren van talen. Een ander werkgebied is het face-to-face contact, dat wil zeggen de levendige interactie in de taal. Hier sluit ik weer aan op wat ouders hier in Alstätte denken. Velen van hen hebben hun eigen bedrijf en willen natuurlijk opdrachten uit Nederland of omgekeerd, zodat deze taalkundige interactie in de toekomst ook als een economische factor moet worden gezien.
Het vinden van een partnerschool was inderdaad moeilijk. We zijn echt zelf op zoek gegaan en hebben gekeken naar “wat er nu over de grens gebeurt”. Jarenlang hebben we samengewerkt met een partnerschool in Haaksbergen. Als gevolg van structurele veranderingen kon deze samenwerking niet langer doorgaan. Nu is het de basisschool in Buurse.
EUREGIO: Mevrouw Lassernig, uw school onderhoudt bijzonder nauwe contacten met de partnerschool in Buurse. Kunt u ons vertellen hoe dit contact eruit ziet?
Lassernig: We hadden uitwisselingen, bijvoorbeeld ging een klas met de bus naar Buurse en bracht daar een sport- en speldag door met de partnerleerlingen of las samen kinderboeken of prentenboeken in de klas. Levendig situationeel spreken is belangrijk. Deze ontmoetingen vinden meerdere keren per jaar plaats. Wij zijn erin geslaagd deze bijeenkomsten op te bouwen van de eerste tot de vierde klas. We organiseren ook samen ontbijten, soms hier in Alstätte en soms in Buurse. Het is heel spannend hoe de kinderen dan verrast zijn, ‘Oh ja! Dat is wat je eet als ontbijt in jullie land!’.
EUREGIO: Mevrouw John, uw school biedt leerlingen ook de mogelijkheid om deel te nemen aan uitwisselingen. Kunt u ons vertellen wat er op uw school wordt aangeboden?
John: Het uitwisselingsprogramma is zeer divers. Met de Nederlandse basisschool bijvoorbeeld, hebben we wetenschapsuitwisselingen. Een onderdeel is robotics. We zijn ook te gast bij Hogeschool Saxion in Enschede en werken daar samen in het LegoLab. De tweede pijler heeft te maken met het programmeren van verschillende kleine spelletjes. Wij werken samen met het softwarebedrijf Tobit. De kinderen doen ook proeven op het gebied van biologie en scheikunde. Verder hebben we een kleine schooltuin en de leerlingen doen een cooking challenge. Er is altijd wel iets praktisch te doen, vooral voor de jongere kinderen. En de laatste pijler is meer op het creatief-artistieke vlak. In het achtste jaar hebben we een duidelijk andere focus in deze uitwisselingsweek. Het is niet meer alleen een ontmoeting en samen vrije tijd doorbrengen, maar het gaat meer om loopbaanoriëntatie. Het gaat er ook om elkaar te laten zien hoe verschillend de beroepsopleiding is in beide landen. Veel mensen weten dat niet. In Duitsland hebben we het duale beroepsopleidingsstelsel. Dat is in Nederland anders. Daar hebben zij al een duidelijke focus op de middelbare school. Daar beslissen ze al over bepaalde beroepsrichtingen. Onze leerlingen vinden het altijd erg spannend als ze op de partnerschool komen en er een landbouwafdeling en een kapsalon is. We bezoeken ook bedrijfsen.
EUREGIO: Daarnaast nog een vraag specifiek voor u, mevrouw John. Ziet u dat de leerlingen bijvoorbeeld een opleiding of studie in het buurland nastreven of daar bijvoorbeeld stage willen lopen?
John: Ja, er zijn verschillende leerlingen die daadwerkelijk stage over de grens hebben gelopen. Stages maken bij ons deel uit van de beroepskeuzeoriëntatie. Ik zeg altijd dat de straal niet alleen 180 graden is, maar twee keer zo groot. De leerlingen worden zowel taalkundig georiënteerd als wat hun voorkennis over de werking van de arbeidsmarkt betreft. Dit is ook een belangrijk onderwerp in de lessen Nederlands. Het helpt ook om drempelvrees te verminderen. Veel mensen uit de grensstreek studeren nu in Nederland en de leerlingen zijn goed toegerust qua talenkennis.
Wij danken Beda Lassernig en Martina John voor deze boeiende inkijkjes in hun werk en voor hun passie voor de culturele en taalkundige uitwisseling tussen kinderen en jongeren in onze regio te ondersteunen. Hun inzet is een goed praktijkvoorbeeld van grensoverschrijdende samenwerking in de EUREGIO op het gebied van onderwijs en taal.
Dit interview werd gehouden door Celina Bomers.
Directrice Beda Lassernig van de Katharinenschule in Ahaus-Alstätte © Katharinenschule Ahaus-Alstätte
Directrice Martina John van de Kreuzschule in Heek © Kreuzschule Heek