In 2024 starten wij op deze plek met een nieuwe Nederlands-Duitse column. De auteurs, professor Gert-Jan Hospers van de Radboud Universiteit Nijmegen en Universität Münster, en Martin Borck, voormalig Nederland-correspondent voor de Duitse regionale krant Westfälische Nachrichten, kennen beiden het leven in de EUREGIO als geen ander. Zij gaan het in deze column dan ook hebben over de meest uiteenlopende aspecten van het “grenzeloze” leven langs de Nederlands-Duitse grens. Om te beginnen met de spannende vraag: Waarom zijn wij eigenlijk zo anders dan onze buren?
Door Martin Borck
Gewoon anders dan de anderen
De stad Gronau, waar de EUREGIO is gevestigd, is omringd door vele grenzen. Van de zes buurgemeenten liggen er twee (Heek en Ahaus) in dezelfde Kreis, namelijk Borken, twee in een ander Kreis (Ochtrup in Kreis Steinfurt en Bad Bentheim in Kreis Grafschaft Bentheim, dat op zijn beurt niet in Noordrijn-Westfalen ligt maar in de aangrenzende deelstaat Nedersaksen), en twee (Enschede en Losser) in de Nederlandse provincie Overijssel.
De grens is ouder dan de twee staten die ze scheidt. Dit komt doordat de bisdommen van Utrecht en Münster hier al meer dan 1200 jaar geleden aan elkaar grensden. Sindsdien is het grensverloop in het gebied Gronau – Enschede niet veranderd.
Hoe vaak ik deze grens ook passeer, hij fascineert mij nog steeds. Je stapt een andere wereld binnen. De architectuur verandert, de fietspaden en de taal. En er zijn – ondanks alle overeenkomsten tussen de mensen in deze regio – merkbare verschillen in mentaliteit.
Waar komen deze mentaliteitsverschillen vandaan? De oorzaken liggen (vanuit Duits perspectief) in de geschiedenis van Nederland: de inpoldering van het land en de strijd tegen het water kenmerkten de samenleving al in de Middeleeuwen. In die tijd sloten de boeren een inpolderingscontract met de graaf van Holland, die hun vrijheden en rechten garandeerden. In de 13e eeuw werden de eerste waterschappen of hoogheemraadschappen opgericht, waarin alle inwoners van het betreffende gebied een zetel en een stem hadden, maar ook verantwoordelijkheden. Deze gemeenschappen ontwikkelden een systeem van overleg, een bereidheid om compromissen te sluiten en een streven naar consensus. Een discussiecultuur die later “polderen” zou worden genoemd.
In 1648 werd de Republiek der Verenigde Nederlanden onafhankelijk. Haar gedecentraliseerde structuren bevorderden ook een cultuur van overleg en consensus. Wanneer de vertegenwoordigers van de provincies bijeenkwamen in de Vergadering der Staten-Generaal, duurde het soms lang om alle belangen met elkaar te verzoenen, maar het systeem leidde uiteindelijk tot bevredigende resultaten.
Desondanks hadden de provincies uiteenlopende belangen. Nederland was geen homogene gemeenschap. Dit blijkt uit het feit dat er aanvankelijk geen gestandaardiseerde maten en gewichten waren. De Gregoriaanse kalender werd al in 1582 ingevoerd in Holland en Zeeland, maar pas in 1700/1701 in de andere provincies, en de gestandaardiseerde tijd werd pas in 1909 landelijk ingevoerd.
Het calvinisme, de staatsgodsdienst in de Republiek, was duidelijk egalitairder dan het katholicisme met zijn hiërarchieën van de paus tot bisschoppen en priesters tot de arme zondaar. Hoewel katholieke missen tot aan het einde van de 18e eeuw niet in het openbaar gehouden mochten worden, zorgde het feit dat het katholicisme werd getolereerd, voor een vreedzaam samenleven. Deze vroege vorm van “gedogen” kan ook een economische achtergrond hebben gehad in het land van kooplieden. Katholieken kunnen immers ook goede klanten zijn…
Hoe het ook zij, een cultuur van dialoog, streven naar consensus, platte hiërarchieën en scepsis tegenover mensen die zich beter voordoen dan jij is ingebakken in de Nederlandse samenleving.
In tegenstelling tot de Duitse deelstaten, waar hiërarchieën, het denken in klassen en gehoorzaamheid de samenleving lange tijd kenmerkten.
Vertaald door Nick Hendrikx.
De grensovergang bij Glanerbrug-Gronau op een ansichtkaart.