Blogartikel (ingekorte versie) door Leonie Athina Arendt. De volledige tekst verschijnt op Eur-Asian BorderLab.
In het grensgebied tussen Nederland en Duitsland, waar culturen zich vermengen en grenzen vervagen, geeft het dagelijks leven subtiele hints naar de complexe relatie tussen identiteit, verbondenheid en grensoverschrijdende connecties. Net voorbij de grens tussen Nederland en Duitsland in Gronau ligt het kantoor van de EUREGIO. De EUREGIO is een publieke organisatie gericht op het bevorderen en promoten van grensoverstijgende projecten. De EUREGIO-regio strekt zich uit van Noordoost-Overijssel in noordwestelijke richting aan de Nederlandse kant tot Ahlen en Beckum in het West-Münsterland in zuidoostelijke richting aan de Duitse kant. De EUREGIO is een perfect voorbeeld voor hoe internationale samenwerking er mogelijk uit zou kunnen zien: Op de werkvloer wordt zowel Nederlands als Duits gesproken. Op kantoor wordt geen Engels gesproken, omdat de focus ligt op de lokale Duits-Nederlandse gemeenschap. Vanuit antropologisch perspectief tracht de EUREGIO zoveel mogelijk te opereren vanuit een bottom-up benadering. Initiatieven zoals het GrensInfoPunt (GIP), waar mensen advies kunnen krijgen over administratieve kwesties waar ze tegenaan lopen als ze aan de andere kant van de grens werken en wonen, weerspiegelen deze mentaliteit. Deze modus operandi komt mogelijk voort uit de geschiedenis van de EUREGIO. De EUREGIO was opgericht in 1958, omdat de grensgebieden in Duitsland en Nederland vaak niet konden meeprofiteren van ontwikkelingen die buiten de grensgebieden plaatsvonden. Dit kwam mede door hun ligging aan de periferie en sociaaleconomische situatie. De grensgemeenten versterkten hun positie door samen te gaan werken. Eerst richtten zij zich op laagdrempelige en politiek gedragen thema’s, zoals het stimuleren van ontmoetingen tussen burgers door middel van kunst-, cultuur- en sportevenementen of door het uitbreiden van fietspaden. Later werd gezamenlijk gepleit voor betere transportverbindingen en versterking van de economie in het grensgebied.[1]
Mijn stage op het EUREGIO-bureau gaf mij de mogelijkheid om inzicht te krijgen in het werk van de medewerkers en de verschillende commissies. Al vroeg werd ik me bewust van het sterke saamhorigheidsgevoel dat veel mensen met de EUREGIO associëren. Een gesprek met scholieren op een school in Gronau, een stad direct aan de Duits-Nederlandse grens, maakte mij echter duidelijk dat dit gevoel bij de EUREGIO lang niet voor iedereen vanzelfsprekend is. Veel jongeren vonden het moeilijk om zichzelf als deel van een gemeenschappelijke, Euregionale gemeenschap te zien. Deze ervaring laat zien hoe belangrijk het werk van de EUREGIO en haar gremia is – zij leveren een doorslaggevende bijdrage aan het versterken van de regionale identiteit en het verbinden van mensen in de EUREGIO over de landsgrenzen heen.
Deze observaties roepen echter de vraag op waarom het voor velen in de EUREGIO nog moeilijk lijkt om zich met een gemeenschappelijke, euregionale samenleving te identificeren. In het volgende artikel wil ik daarom onderzoeken waarom met name jongeren in de regio veel meer de neiging hebben om zichzelf als onderdeel van hun nationale gemeenschap te zien en welke praktische en culturele barrières de opbouw van een sterkere euregionale identiteit in de weg staan.
Veel van de scholieren die ik op de school in Gronau sprak, waren niet bekend met de EUREGIO en wezen het voorstel om in de naburige stad Enschede te gaan studeren om praktische redenen van de hand. Ze legden uit dat ze liever in Münster studeerden, een stad die geografisch verder weg ligt dan Enschede, omdat de huren daar goedkoper zijn en de lessen in het Duits worden aangeboden.
Aan de andere kant bleek het onderwerp euregionale mobiliteit belangrijk voor hen te zijn. De studenten uitten hun wens voor een euregionaal vervoersbewijs (euregio-ticket) voor het openbaar vervoer, zodat ze makkelijker naar naburige plaatsen kunnen reizen omdat ze graag gaan winkelen of hun vrije tijd in Nederland willen doorbrengen.
Om te begrijpen waarom inwoners zo’n tegenstrijdig gevoel van saamhorigheid lijken te hebben, is het eerst nuttig om te onderzoeken hoe nationale saamhorigheid tot stand komt. In navolging van Benedict Andersons idee dat naties imaginaire gemeenschappen zijn, kunnen we nationale saamhorigheid conceptualiseren als een mentale constructie. Anderson stelt dat naties, ondanks het feit dat ze miljoenen mensen herbergen die elkaar nooit zullen ontmoeten, toch een gevoel van saamhorigheid creëren door middel van gedeelde symbolen, ervaringen en verhalen, ondanks geografische en sociale afstanden. Anderson stelt dat nationale samenhorigheid wordt geconstrueerd door verschillende factoren, zoals het creëren van gedeelde culturele ervaringen, een narratief over een gedeelde geschiedenis en het invoeren van een nationale taal.[2]
Hoe wordt het gevoel van nationale saamhorigheid beleefd in de EUREGIO?
Rekening houdend met Andersons concept van imaginaire gemeenschappen, lijkt het erop dat de hierboven genoemde scholieren zichzelf eerder zien als deel van een nationale gemeenschap, in dit geval de Duitse gemeenschap, dan als deel van wat we een euregionale gemeenschap kunnen noemen. Anderson definieert een natiestaat als een ‘‘ingebeelde politieke gemeenschap – en ingebeeld als zowel inherent beperkt als soeverein’’.[3]
Hoewel harde hindernissen zoals administratieve verschillen of, recenter, grenscontroles factoren zijn die de verbeelding van een gemeenschappelijke Euregionale identiteit duidelijk belemmeren, spelen zachte hindernissen zoals taalverschillen, culturele percepties en sociale normen vaak een rol in hoe we voelen dat we erbij horen. Anderson benadrukt het belang van taal en drukcultuur als het gaat om het vormgeven van het nationale bewustzijn.[4]
Andersons idee van de imaginaire natie is ook van toepassing bij mijn observaties op de school in Gronau. Hoewel het maar een paar kilometer van de Nederlandse stad Enschede is, benadrukten de scholieren de invloed van een taalbarrière als het gaat om de keuze voor een universiteit. Bewoners die in de EUREGIO dicht bij elkaar wonen, hebben moeite om zich een regionale gemeenschap voor te stellen vanwege immateriële factoren zoals taal of sociale normen.
De uitdaging is dus om de grens in praktische zin minder zichtbaar te maken en tegelijkertijd de symbolische betekenis ervan te deconstrueren, door de inwoners aan te moedigen zichzelf te zien als deel van de Euregionale gemeenschap. Als we de theorie van Anderson mogen volgen, is het duidelijk dat deze herdefiniëring van een gemeenschap kan worden bereikt door middel van gedeelde symbolen en praktijken. Daarom moeten we een omgeving bevorderen waarin saamhorigheid niet alleen wordt ervaren door nationale grenzen, maar ook door regionale verbondenheid.
De Duitse studenten noemden barrières zoals huurprijzen en taal als reden om liever in een Duitse stad te studeren dan in Enschede, slechts een paar kilometer verderop. Toch vermoed ik dat zachte barrières ook verantwoordelijk zijn voor het feit dat zij het moeilijk vinden om zich een Euregionale gemeenschap voor te stellen.
Maar de hogescholen en universiteiten zijn toch internationaal?
Alhoewel internationalisering het in sommige gevallen makkelijker maakt om samenlevingen te verbinden en te integreren, stel ik voor dat het internationaliserings-discours ook de mogelijkheid om je zelf te zien als onderdeel van een regionale of euregionale gemeenschap kan overschaduwen. Een verhaal van globalisering en internationalisering kan het potentieel voor lokale en regionale verbindingen temperen.
Prof. dr. Gert-Jan Hospers beschrijft in een interview met de krant Tubantia hoe ons perspectief op plaatsen verandert afhankelijk van waar we ons bevinden: “Het perspectief op Duitsland in het westen van ons land (Nederland) is heel anders. Duitsland betekent daar vooral Berlijn. In deze stad kun je gemakkelijk in het Engels communiceren, net als in Amsterdam. In Berlijn heerst dezelfde kosmopolitische mentaliteit. Kosmopolieten zeggen: ‘Mijn thuis is overal waar ik dezelfde soort mensen vind’.”[5]
Interessant is dat de werkwijze die zo goed werkt voor de medewerkers van het EUREGIO-kantoor – iedereen spreekt zijn eigen taal – niet lijkt te bestaan in andere contexten die relevant zijn voor jongeren in de regio. Neem bijvoorbeeld het onderwijs. De Universiteit Twente is wel internationaal, maar niet bijzonder euregionaal. Veel cursussen worden in het Nederlands en Engels aangeboden, maar geen enkele in het Duits. Ook het onderwerp mobiliteit, dat belangrijk lijkt te zijn voor jongeren in de regio, wordt vaak gecommuniceerd in een internationaal discours.
Internationaal vervoer wordt behandeld als een verbinding tussen grote Europese hoofdsteden en metropolen, zoals de ICE-verbinding tussen Keulen en Amsterdam of Frankfurt en Berlijn. Terwijl deze internationale vervoersnetwerken de mobiliteit op Europees niveau bevorderen, blijven regionale verbindingen in grensregio’s, zoals in de EUREGIO, vaak onderbelicht.
Een stap in de richting van een grensoverschrijdende gemeenschap
Maar er is ook goed nieuws. Een belangrijk initiatief genaamd EuregioRail heeft bijvoorbeeld als doel een directe treinverbinding te creëren tussen Zwolle, Enschede en Münster, wat niet alleen een klimaatvriendelijk vervoersalternatief biedt, maar ook een gevoel van Euregionale saamhorigheid bevordert. Door de grensoverschrijdende mobiliteit te verbeteren, neemt het project een belangrijk obstakel weg voor lokale netwerken en biedt het mensen nieuwe mogelijkheden om over de nationale grenzen heen deel te nemen aan de EUREGIO. Door dit soort verbindingen kunnen inwoners het leven in de grensregio juist gaan zien als een voordeel in plaats van een nadeel – denk aan een grotere, andere arbeidsmarkt, onderwijs en vrijetijdsmogelijkheden.
Deze initiatieven weerspiegelen een groeiend inzicht dat er behoefte is aan nauwere samenwerking en meer regionale connectiviteit in de regio. Het EuregioRail project betekent een stap in de richting van een meer geïntegreerde Euregionale identiteit, biedt tastbare verbeteringen voor mobiliteit en creëert mogelijkheden voor economische en culturele uitwisseling. Door het verbeteren van de praktische infrastructuur die steden over de grenzen aan elkaar verbindt, bijvoorbeeld door middel van duurzame vervoersoplossingen, helpt het project de afstand te overbruggen tussen symbolische nationale identiteiten en een lokaal, grensoverschrijdend saamhorigheidsgevoel. Terwijl internationale treinen die steden als Amsterdam en Berlijn verbinden de internationale connectiviteit benadrukken, leidt de focus op de EUREGIO het discours weg van internationalisering en in de richting van regionale saamhorigheid.
Het feit dat mensen uit kleinere Duitse grensplaatsen regelmatig gebruik maken van het winkelaanbod in Nederland en het naburige Enschede bezoeken om te winkelen of te eten, laat zien dat het mogelijk is om je naast nationale verbondenheid ook deel te voelen van een Euregionale gemeenschap. Een van de redenen waarom de Euregionale identiteit bestaat in deze alledaagse activiteiten is dat ze gericht zijn op euregionale burgers en niet op een internationaal publiek. Hospers benadrukt ook het belang van het alledaagse voor het begrip identiteit. Hij zegt: “In het dagelijks leven word je vaak geconfronteerd met nationale identiteit, zowel door kranten, televisie als de mensen die je elke dag ontmoet.”[6] Ik heb geobserveerd hoe het idee van euregionale identiteit al in de praktijk wordt gebracht in de dagelijkse ontmoetingen in Enschede. Verkopers en klanten uit beide landen kibbelen op de markt in het Nederlands en Duits en winkels in de stad hangen bordjes op in het Duits met de tekst “Nur Kartenzahlung”, om aan te geven dat Duitsers op de Nederlandse manier moeten betalen – pinnen, niet contant. Deze details zijn de norm geworden, wat misschien de reden is waarom ze het gemakkelijk maken voor mensen aan beide kanten van de grens om zich deze plek voor te stellen als een euregionale plek.
Hoe kunnen we deze euregionale identiteit zichtbaarder maken in het dagelijks leven?
De sleutel is om de manier waarop we denken over de regio en onszelf identificeren in de regio te veranderen. Het is belangrijk om prioriteit te geven aan regionale connecties boven internationalisering. Een concrete manier om dit te bereiken zou bijvoorbeeld de introductie van een euregionale krant kunnen zijn of het creëren van een online platform dat de EUREGIO verbindt. Door te focussen op de overeenkomsten die de regio binden, zien we vaak dat regionale culturele verschillen kleiner zijn over de grenzen heen dan binnen een natiestaat.
Iemand uit Enschede kan bijvoorbeeld meer culturele trekjes delen met iemand uit Gronau dan met iemand uit Amsterdam. Terwijl een Beier misschien anders eet dan iemand in Münster, zijn de buren in Enschede misschien meer bekend met die keuken. Het saamhorigheidsgevoel in het EUREGIO-gebied is een complexe mix van nationale en regionale identiteiten. Terwijl de nationale identiteit vaak wordt gevormd door gedeelde symbolen en ervaringen, gaat het idee van een verbonden euregionale identiteit verloren door barrières zoals taal en de focus op internationalisering. Dagelijkse activiteiten zoals winkelen over de grens of communiceren in beide talen laten echter zien dat er potentieel is voor een sterkere regionale verbinding.
Om deze euregionale identiteit zichtbaarder te maken, moeten we nadenken over hoe we onszelf in de regio zien. Door te laten zien en te realiseren wat ons in de EUREGIO verbindt, creëren we een gevoel van saamhorigheid dat de landsgrenzen overstijgt.
[1] https://www.euregio.eu/wie-we-zijn/geschiedenis/
[2] Anderson et al. 2005
[3] Anderson et al. 2005, p. 49
[4] Anderson et al. 2005
[5] Wekking, Peter. (2025, 22 februari). „’Kijk over je eigen grenzen’
Hoogleraar Gert-Jan Hospers pleit voor samenwerking“. Tubantia. pp. 4-5.
[6] Wekking, Peter. (2025, 22 februari). „’Kijk over je eigen grenzen’
Hoogleraar Gert-Jan Hospers pleit voor samenwerking“. Tubantia. pp. 4-5.
